“If you really want to hear about it, the first thing you'll probably want to know is where I was born, and what my lousy childhood was like, and how my parents were occupied and all before they had me, and all that David Copperfield kind of crap, but I don’t feel like going into it, if you want to know the truth.”

Met deze iconische eerste zin uit The Catcher in the Rye zet Salinger de toon voor de vertelstijl van zijn protagonist, Holden Caulfield, een rebellerende tiener die niet vies is van ironie en cynisme. Ik was meteen verkocht - al las ik hem ver na mijn eigen adolescentie voor het eerst. In mijn ogen de lekkerste openingszin uit de moderne literatuur. Het onmiddellijke conversatiegevoel dat “If you really want to hear about it,” oproept, het schoorvoetend opgeschreven tweede deel “the first thing you'll probably want to know,” dat bovendien eindigt met een kostelijk puberale afwijzing van Dickens’ klassieke autobiografische vertelling, en het raadselachtige laatste stuk waarop een ieder zijn leesverwachtingen voor de rest van het boek kan projecteren: “but I don’t feel like going into it, if you want to know the truth.” Oké Holden, waarom niet? Waar wil je het dan wél over hebben? Schrijven draait grotendeels om het bezielen van je personages, en ik ken geen enkel ander boek waarin de hoofdpersoon al na zin één springlevend is.

Voor mijn achtste verjaardag kreeg ik een fraai geïllustreerde uitgave van De avonturen van Tom Sawyer en een week later wist ik wat ik wilde doen met mijn leven. Alles zit erin: jeugd en volwassenwording, vriendschap en loyaliteit, liefde, vooroordelen, sociale ongelijkheid, zelfs de dood en de angst daarvoor. Ik voelde me haast fysiek een andere, interessantere wereld in gesleept, om me bij het uitlezen van het verhaal te realiseren dat het in de eerste plaats door Mark Twain was bedacht. Dat liet me niet meer los: om een afgelegen eiland of verborgen schat dichtbij te halen hoefde ik het als jongetje uit de polder alleen maar te verzinnen. En op te schrijven.

Vervolgens duurde het vijfentwintig jaar voordat de eerste versie van een roman op papier stond. Schrijversvirus of niet, om een leven te verzinnen moest er eerst één geleefd.

Na een jeugd in Hoorn, West-Friesland, verhuisde ik op negentienjarige leeftijd naar Amsterdam. Ik studeerde er geschiedenis, bracht veel tijd door in cafés, en legde me geleidelijk aan toe op het lezen van goede literatuur en neerpennen van middelmatig (at best) eigen werk. Na een cursus aan de schrijversvakschool kwam dit proces in een stroomversnelling terecht. Mijn eerste manuscript is het resultaat van enkele jaren schrijven, reflecteren, delen en eindeloos herzien.

In Voorbij de jacht beschrijf ik hoe Anno Ortolaan verzeild raakt in een affaire met zangeres Carmel. Een broeierige vertelling van begeerte en macht waarin twee mannen wedijveren om de liefde van een vrouw. Wanneer het fout afloopt, is Anno in eerste instantie geneigd zijn eigen genotzucht de schuld te geven. Jaren (en een veelbesproken hashtag) later werpt een krantenartikel nieuw licht op de geschiedenis.

Georg S. Klimburg (1980) groeide op in Hoorn, West-Friesland. Op negentienjarige leeftijd verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij onder andere geschiedenis studeerde, beroepsmatig en recreatief veel tijd doorbracht in cafés, en zich toelegde op lezen en schrijven.