Voorbij de jacht

I

A male gaze

Suède. Ze had een cognacbruin rokje aan, en uit dat ruwe leer staken twee gladde, over elkaar geslagen benen. Teenslipper bungelde wat heen en weer. Ze pakte een boek, trok aan het lint om bij de juiste pagina te komen, las geconcentreerd, en staarde vervolgens naar buiten. In de spiegeling van het raam zag ik haar lippen bewegen. Alsof ze de tekst woord voor woord wilde onthouden. Mooie mond had ze. Bovenlip grote M in een spagaat, onderlip roze spek waar de suikerkristallen vanaf waren gelikt.
Langs het spoor wisselden velden en sloten elkaar af. Door ontelbare onzichtbare kieren kwam de geur van vers bemeste akkers binnen. Toen ik me af begon te vragen waarom ik werkelijk tegenover de vrouw was gaan zitten, minderden we vaart. Een mededeling van een stop voor een rood sein daalde neer uit het plafond.
'Kijk mama. Kijk. Mama kijk nou. KIJK! Die koe is aan het ZINKEN!'
In het gangpad stond een kleuter. Hij hield zich vast aan de armleuning van de vrouw tegenover me. Met zijn andere, vrije hand wees hij driftig naar buiten.
'Ver-drinken,' verbeterde zijn identiek geklede, iets oudere broer hem kalm.
Hun opgedirkte moeder knikte instemmend. Beiden zaten op de bank schuin tegenover me, aan de andere kant van het gangpad. Ik volgde de vinger van het opgewonden kind. Het wees een vrijwel zwarte koe aan, in een penibele situatie. Of eigenlijk was het nog maar een kalf. Op een aangrenzend fietspad stond een oud echtpaar toe te kijken. De man leunde voorover met zijn ellebogen op het stuur en draaide een sjekkie. De oude dame hield nogal overdreven een hand voor haar mond, alsof ze door de stilstaande trein in een toneelstuk was beland en de rol van machteloze omstander moest uitbeelden.
Bij het dier kwam het water tot de schoft. Haar kop probeerde ze droog te houden door niet te bewegen. Gevangen tussen twee steile kanten zag het er somber uit. Omdat de vrouw tegenover me niets in de gaten leek te hebben en in haar boek verzonken bleef, schraapte ik overdreven mijn keel. Ik knikte naar buiten. Precies op dat moment zette het kalf haar voorpoten in de wal. Twee achterpoten begonnen schokkerig liters water te verplaatsen. Zonder een centimeter hogerop te komen. Na vier, vijf pogingen stopte het dier. Gunde zichzelf een adempauze. Stond roerloos in de sloot tot de rimpels uit het bruine water waren getrokken. Daarna zette ze op dezelfde plek haar voorpoten in de wal en deed een volgende inspanning. De trein begon te rijden. Ook de vrouw kwam nu in beweging. Ze ging naast me zitten om het arme beest langer te kunnen volgen. Ondanks het rundervelletje om haar heupen kreeg ik sterk het idee dat de vrouw een dierenvriend was. Bij het uit het zicht raken van het kalf bevestigde ze mijn vermoeden.
'That poor creature will drown,' zei ze beslist. 'Why won't that silly woman do something? Is this supposed to help?'
Ze verhuisde terug naar haar eigen bank en imiteerde de dame op het fietspad door met grote ogen een hand voor haar open mond te houden.
'Or her silly husband,' stelde ik voor.
'Yes! Mensen die toekijken zonder een poot uit te steken kan ik niet uitstaan. Doe iets!' zei ze, terwijl ze één keer in haar handen klapte.
'Zoals?'
Dat vond ze een onnozele vraag. Naast ons verliet de moeder de coupé. Het kroost in haar kielzog speculeerde eveneens over het lot van het kalf.
'Zoals de boer halen,' verzuchtte de vrouw.
'Misschien hadden ze hem al gewaarschuwd.'
'Denk je?'
'In deze regio zijn helden niet van ramptoeristen te onderscheiden.'
'Je komt hier vast vandaan,' zei ze, voorzichtig, haast met een plaatsvervangende schaamte. Toch kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat er voor het eerst ook iets van belangstelling uit haar ogen had gesproken. Ik knikte schuldbewust.
'Inkhousen?'
'Hoorn.'
'Horn?'
'Waar die jongens net zijn uitgestapt.'
Ze keek me vragend aan.
'Gezin naast ons?'
Ze keek me niet begrijpend aan.
'Kind in het gangpad? Identiek geklede broer?'
Mijn stem was een octaaf hoger.
'Ik denk dat ik wel weet welk station je bedoelt,' zei ze, 'maar ik houd echt niet iedere passagier die in- of uitstapt in de gaten.'
Sommige mensen hebben dat. Die kunnen anderhalve meter van wolkjes van medemensen zitten, met identieke, geruite overhemden, matchende korte broeken, glimmende basketbalschoenen en een volledig in zalmroze gestoken moeder, zonder ze op te merken. Ze bestaan. Ik ben er verder niet op doorgegaan, want met opmerkzaamheid is het net als met gezondheid. Een gebrekkige gezondheid is ook geen onderwerp om iemand lang over door te zagen. Daar maakte je geen vrienden mee.
'Ik begrijp wat je bedoelt. Mooi stadje trouwens. Interessante historie.'
Ik denk dat ze me niet hoorde. In ieder geval reageerde ze niet meer.
'Als je van geschiedenis houdt, is Hoorn het bezoeken waard,' zei ik vervolgens overdreven reisgidserig.
'Soms. Als het op m'n pad komt,' zei ze. 'En nu?'
Het viel me ineens op dat haar ogen groen waren. Niet groen als kroos. Subtieler. Tegen het grijs aan. In combinatie met donkere wenkbrauwen waren het intense kijkers.
'En nu? Waar woon je tegenwoordig?' vroeg de vrouw nog maar eens.
'O. De laatste dagen van mijn jeugd slijt ik in Amsterdam.'
Daarop keek ze me door dichtgeknepen wimpers aan, alsof ze mijn leeftijd probeerde te raden.
'Vannacht heb ik bij mijn vader geslapen. Waar moet jij eruit?'
Het leek me verstandig de vaart erin te houden.
'Amsterdam Central,' zei ze.
'Ja? Ik ook.'